Er is een diversiteit aan kaartspellen, van hele simpele tot zeer ingewikkelde spellen. Zelf speelde ik als kind zijnde met mijn moeder en oudere zusje, één-en-dertigen maar spannender was het zwarte pietenspel. Daar moet je heden ten dagen niet meer mee aankomen maar toen was het heel gewoon. Het is zelfs nog steeds te koop, zij het met een andere naam, Mistigri.
Naarmate ik ouder werd, kreeg ik te maken met het klaverjasspel.
Daar kwam wat meer bij kijken. Zonder tweeën tot en met zessen, speel je met de overige kaarten het spel. Vier spelers krijgen elk 8 kaarten en twee spelen met elkaar. Dat kan erg leuk worden als ‘je maatje’ het goed doet en extra punten kan maken. Een vrolijk spel, dat niet lang hoeft te duren als je even een kaartje wilt leggen.
Nog ingewikkelder is het bridgen!
Dat speel je met 13 kaarten en moet je best heel veel onthouden. Het kunnen vasthouden van die 13 kaarten is ook even wennen.
Het spel is ontstaan in de 17e eeuw waar ‘Whist‘ (rust) bij de adel zeer geliefd was. Harold Vanderbilt, lid van een prominente (Nederlandse) familie bedacht een scoretabel en testte dat in 1925, tijdens een bootreis naar New York, uit. Sindsdien wordt het spel bridge genoemd. De ooit vastgestelde spelregels zijn in álle landen dezelfde. In 1928 werd het eerste kampioenschap gespeeld en het is een eer voor Vanderbilt dat zijn tabel, met wat kleine aanpassingen, nog steeds wordt gebruikt.
Zelf ben ik na mijn scheiding een aantal cursussen gaan volgen, jaren lid van een bridgevereniging geweest en ook heb ik de jaarlijkse Schiedamse bridgetochten meegemaakt.
Nu bridge ik met mijn bridge-vriendinnen gezellig thuis. Kopje koffie, wijntje en lekker kletsen!
Bedankt Harold!