De tijden herleven‚...
In de jaren 50/60 was de woningnood ook groot. Hele gezinnen woonden in bij familie of kennissen. Zelfs in onbewoonbaar verklaarde woningen bleef men wonen. Bij het woningbureau moest je ingeschreven staan en je elke week melden. Controleurs bezochten huizen en als er overtollige ruimtes waren, was het verplicht mensen in huis te nemen.
Toen ik in 1963 trouwde, konden we bij kennissen de slaapetage van een trappenhuiswoning huren. Eerst moesten we een hoge stenen trap op en boven gekomen was er een portiek met vier bovenwoningen.
Onze inwoning was te bereiken door nog eens twee trappen naar boven te gaan. In een kleine hal was een geïmproviseerd keukentje gemaakt met alleen een koudwaterkraan en een tweepits-gasstelletje. Er waren drie kleine kamertjes, een zit- eet- en slaapkamertje. We hadden een bank, fauteuil, televisiekast en vier eetkamerstoelen van Martin Visser die niet pompeus zijn en daardoor niet veel plaats innamen. Het toilet was in de gang beneden bij de huiseigenaar. Douchen en de was deden we bij onze ouders, die 10 minuten lopen van ons vandaan woonden.
Toen ik zwanger werd, moest er van twee kamertjes één kamer gemaakt worden. Dat werd de woonkamer en daar sliepen wij in een opklapbed. Het overige kamertje was voor de baby. Het was wel een hele toestand met het kinderwagengebeuren. Maar je vindt altijd wel een oplossing.
Na bijna drie jaar kregen we via de zaak van mijn man, een 4-kamerfllat in de Woudhoek.
Een verademing‚ en voor ons voelde het als een paleisje!
foto is van de Historische Vereniging (oude huizen)